De uitbreiding van het gemeentehuis in Brummen is zo gemaakt dat deze na 20 jaar kan worden gedemonteerd. Hout speelt daarbij een hoofdrol. In de vorm van kolommen en balken, maar ook bij vloeren en als draagconstructie van het atriumdak.
Het gemeentehuis in Brummen is uitgebreid. RAU architecten heeft ervoor gekozen om de monumentale villa uit 1890 in oude luister te herstellen en daar een U-vormige tweelaagse uitbreiding omheen te plaatsen. De uitbreiding omarmt als het ware de oudbouw en daartussen is een atrium gecreëerd, als lichte en representatieve publiekshal. Op deze manier is de statige villa zowel vanaf de weg als vanuit de centrale hal prominent aanwezig.
De gemeente Brummen vroeg in een Design & Build opdracht om een semi-permanent gebouw, met een levensduur van minimaal 20 jaar. De ambitie op gebied van kwaliteit en architectuur was hoog. BAM Utiliteitsbouw en RAU kozen in hun uitwerking voor herbruikbare, natuurlijke materialen, die de leveranciers in principe na 20 jaar terugnemen (zie kader over Turntoo). De constructies zijn daarom demontabel ontworpen.
Uitstraling en duurzaamheid
In de uitwerking werd gekozen voor houtbouw, met zoveel mogelijk geprefabriceerde elementen. Hout is duurzaam, heeft een mooie uitstraling en leent zich voor demontabele verbindingen. Zichtbaar houtgebruik sluit ook aan bij de groene omgeving waarin het gemeentehuis staat en het vormt een fraai contrast met de witte villa.
Zelfs voor de beganegrondvloer is vurenhout gebruikt, vertelt Evert Laarman van GLC houtconstructies noord. De vloerdozen – van gelamineerde liggers met osb-beplating – zijn daarvoor aan de onderkant dicht gemaakt met een houtvezelbeplating en zijn gevuld met isolatie (minerale wol met aluminiumcachering). Gebruik van hout voor de begane grond was overigens mede mogelijk doordat deze vloer 1,4 meter hoger ligt dan het maaiveld, in aansluiting op het verhoogde maaiveld van de monumentale villa. De kruipruimte onder de houten vloer wordt afgeschermd met een plint van schanskorven, waardoor de ventilatie optimaal is. De schanskorven zijn overigens gevuld met fijngemalen gevelstenen van de gesloopte oudbouw, vertelt projectarchitect Marijn Emanuel van RAU.
Kolommen en balken
De houtconstructie bestaat uit gelamineerde houten kolommen van twee verdiepingen hoog, in een stramien van 5,4 meter. Vanuit oogpunt van architectuur zijn de kolommen vormgegeven als kruiskolommen. Die zijn gemaakt door aan twee zijden flenzen aan te lijmen. De extra dikte draagt bij aan het behalen van de vereiste brandwerendheid. Deze flenzen zijn ter plaatse van de verdiepingsvloer onderbroken ten behoeve van een goede brandwerende, geluidwerende en luchtdichte aansluiting. Hier heeft GLC in samenwerking met Vilton extra aandacht aan besteed door toepassing van brandwerende elastische kit, butylband tussen de vloerdelen en oplegvilt dat gekraak voorkomt.
Tussen de kolommen zijn – in één richting – gelamineerde houten balken bevestigd. Over deze balken heen zijn geprefabriceerde vloerelementen gelegd van 2,4 meter breed en 13,2 meter lang. Door de kolommen niet in het gevelvlak te plaatsen en de vloeren 1,2 meter door te laten steken, is een horizontaal gelijnde, zeer transparante gevel ontstaan.
Aan het eind van het overstek dragen de vloeren de houten vliesgevels (geleverd door Oskomera). “Aan de kopse kant hebben we ook zo’n overstek gemaakt. Omdat daar de vloeren niet konden doorsteken, is dit opgelost met aangeboute houten consoles. Dat zijn relatief zware constructies geworden omdat de vloer de gevel draagt, maar ook nog eens berekend is op een belasting van 4 kN/m2.” Die forse belasting had ook haar weerslag op de constructie van de vloerelementen. De liggers hierin zijn h.o.h. slechts 400 mm geplaatst.
De verdiepingsvloer heeft in principe dezelfde opbouw als de beganegrondvloer, maar dan met twee lagen Fermacell aan de onderzijde vanwege brandwerendheid. De elementen zijn gevuld met minerale wol ter verbetering van de geluidwering.
De dakdozen zijn aan de bovenzijde geïsoleerd en aan de onderzijde voorzien van een enkele beplating Fermacell. Alle vloeren werken constructief als schijven en brengen de windbelasting over op een heel beperkt aantal stalen windverbanden.
Sparingen in liggers
Onder de vloeren zijn systeemplafonds aangebracht. Deze hangen tussen de gelamineerde liggers, die dus deels in het zicht blijven. Omdat flexibiliteit in indeling en (her)gebruik uitgangspunten waren bij het ontwerp, zijn bij de liggers in het middelste stramien h.o.h. 900 mm leidingsparingen van ø 200 mm aangebracht. Deze sparingen verzwakken de ligger wel. Om een sterkere ligger te creëren is daarom gekozen voor kruishout van Kerto dat in lagen (8 x 45 mm) is samengelijmd. Op die manier is een ligger gerealiseerd van 360 mm breed en 540 mm hoog. De overige liggers zijn van gelamineerd vurenhout.
Atriumdak
Tussen villa en kantoorvleugels ligt een nieuw atrium van 25 x 30 meter, met een volledig glazen dak op een houten constructie. Het glasdak heeft een minimale helling van slechts 3 graden, met een nok in het midden. De hoofddraagconstructie bestaat uit kolommen en gelamineerde liggers op een stramien van 5,4 meter, net als in de kantoorvleugel. Daaroverheen liggen sporen h.o.h. 1,2 meter. Dwars over de sporen liggen roedes h.o.h. 3 meter. De glasruiten meten dus 1,2 x 3 meter. Op de houten roedes heeft Brakel Atmos aluminium glasprofielen gemonteerd. Aan de buitenzijde is gekozen voor kitvoegen, waardoor minder vervuiling ontstaat.
Het glasdak sluit met een gootconstructie aan op de monumentale villa. Het dak ligt net iets hoger dan het U-vormige kantoorvolume en is daarom rondom voorzien van een glazen opstand. De sporen steunen ook af op dit volume.
GLC houtconstructies noord heeft ook dit glasdak samen met HBC voorgemonteerd in een productiehal in Ruurlo. De elementen – met opstand – waren 2,4 meter breed en 15 meter lang. De roedes tussen twee geprefabriceerde elementen moesten uiteraard wel in het werk worden gemonteerd. Voor het gehele werk was een lean planning en werkvolgorde uitgezet, waarbij eerst de twee poten van de U (de zijvleugels naast de villa) werden gebouwd, daarna de atriumkap werd gerealiseerd en tot slot de voorbouw.
“De gemeente Brummen vroeg in een Design & Build opdracht om een semi-permanent gebouw, met een levensduur van minimaal 20 jaar. De ambitie op gebied van kwaliteit en architectuur was hoog. BAM Utiliteitsbouw en RAU kozen in hun uitwerking voor herbruikbare, natuurlijke materialen, die de leveranciers in principe na 20 jaar terugnemen (zie kader over Turntoo). De constructies zijn daarom demontabel ontworpen.”
Charmant gebouw, dat moet gezegd. Stevig ambitieniveau. Toch wat kanttekeningen. Wanneer het gebouw na 20 jaar (tegen welk bedrag?) wordt teruggenomen is er mijn inziens sprake van kapitaalsvernietiging (belastingbetaler?). Neemt men de fundering ook mee? Bestaan de fabrikanten/leveranciers/aannemers dan nog? Op welke manier worden de materialen hergebruikt? Glas kan na 20 jaar in de glasbak. De coatings op het glas vergeten wij even. Kan het hout worden hergebruikt? Eenzelfde gebouw? Waarschijnlijk een grote houtkachel!? Wordt de (grote?) koelinstallatie na 20 jaar ook teruggenomen voor een tweede leven? Demontabel is niet vanzelfsprekend duurzaam.