Ga naar hoofdinhoud

DGMR: ‘Materialentransitie veroorzaakt nieuwe risico’s en uitdagingen voor brandveiligheid’

De materialentransitie brengt in hoog tempo nieuwe uitdagingen met zich mee op het gebied van brandveiligheid. Patries Robijn-Meijers en Johan Hoogeweg van DGMR begonnen hun loopbaan aan de ‘warme kant’, de brandweer, en zetten die ervaring als adviseurs in om klanten te wijzen op de extra maatregelen die soms nodig zijn om de brandveiligheid van houten gebouwen te borgen.

Allereerst: wat dachten jullie toen de gevelbrand in Valencia in het nieuws kwam?

Johan Hoogeweg (JH): “Het is zo onnodig dat het na Grenfell wéér is gebeurd en levens van mensen verwoest. Helaas zijn er nog steeds gebouwen, en die hoeven niet per se heel oud te zijn, waar dit soort catastrofes mogelijk zijn.”

Patries Robijn-Meijers (PRM): “De brand in Valencia maakt mensen extra bewust van het feit dat een gevel niet zomaar een esthetisch laagje aan de buitenzijde is en dat het voor de brandveiligheid belangrijk is dat er ook veel aandacht uitgaat naar de detaillering van de gevel.”

Patries: ‘Het bewustzijn is er nog niet altijd dat er extra maatregelen nodig kunnen zijn om de brandveiligheid in een gebouw te borgen’

Waarom is detaillering zo belangrijk?

PRM: “Je moet alles in zijn totaliteit beschouwen, niet alleen naar één brandcompartiment kijken, maar naar het hele gebouw en daarbij hoort ook de hele gebouwschil. Met alle nieuwe materialen en nieuwe systemen die in opkomst zijn wordt het daarbij steeds belangrijker dat er in het hele traject bewustzijn is wat betreft brandveiligheid. Bij de mensen die aan de tekentafel zitten, zoals de architect en de projectontwikkelaar, maar ook bij mensen op de bouw zelf, de vaklieden die die nieuwe materialen en systemen aanbrengen. Ga niet automatisch uit van standaard principedetails, maar kijk precies, ook in de uitvoering, of de brandveiligheid gerealiseerd gaat worden die we met z’n allen willen bereiken.”

Zie je dat dan verkeerd gaan, het detailleren?

PRM: “Alles wat je bedenkt aan oplossingen op het gebied van brandveiligheid of op het gebied van materialen in het ontwerptraject, moet vervolgens door een aannemer vertaald worden. En wel op zo’n manier dat hij op een logische manier kan bouwen, zonder dat daar een universitaire opleiding voor nodig is. Tijdens een adviestraject krijg ik wel eens een detail voorgeschoteld waarvan ik denk: het ziet er goed uit, het voldoet aan alle eisen, maar het is zó complex dat het niet maakbaar is. Door met het ontwerpteam te sparren of een aannemer de vraag te stellen: ‘Hoe ga je het maken?’ kun je een ingewikkeld detail versimpelen. Dan voldoet het detail én aan alle eisen én is het bouwbaar en toekomstbestendig.”

Johan: “Dat is vooral belangrijk als je gaat bouwen in hout. Mensen kiezen bewust voor hout, omdat dat een mooi natuurlijk materiaal is. Maar hout werkt ook: het krimpt, het zet uit. Op het moment dat hout krimpt, dan ontstaat er een naadje. Vanuit het oogpunt van brandveiligheid is het vervelend als dat naadje nét in jouw brandscheiding zit, want dan werkt die niet zo goed meer. Bij een goede detaillering moet je door een vergrootglas kijken en jezelf afvragen: hoe ziet een gebouw er over vijf of tien jaar uit? Wat verwacht je? En daarop moet je anticiperen. Hout vraagt om een andere denkwijze dan een traditioneel en statisch materiaal als beton.”

Je noemt specifiek dat naadje. Wat voor oplossing stel je voor?

JH: “Op aansluitingen waarbij je krimp verwacht, kun je preventief een opschuimend bandje en een afdichting zetten. Op die manier ben je een situatie vóór die zich naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst zal voordoen.”

Om terug te komen op de brand in Valencia; is het bewustzijn in de bouw niet verbeterd sinds de Grenfelltorenbrand in 2017?

PRM: “Kort na die brand merkten we dat de overheid, projectontwikkelaars, architecten en aannemers zich bewuster waren van het belang van goede detaillering, maar we merkten ook dat dat bewustzijn weer een beetje wegebde. De onderzoeken naar de Grenfelltorenbrand duren lang en worden pas jaren later gepubliceerd. Pas over een paar maanden volgt het tweede en laatste rapport. Daarna moet de markt feitelijk nog op de aanbevelingen gaan acteren. In Nederland zitten er nieuwe geveleisen aan te komen als reactie op de eerste fase van het onderzoek; er wordt een nieuwe norm geïntroduceerd en een nieuwe testmethode zodat gevels mid-scale tegen lagere kosten getest kunnen worden. Het heeft allemaal behoorlijk wat voeten in de aarde voordat de gewenste kentering plaatsvindt.”

Los van de gevelbranden, wat zien jullie als de grootste uitdaging op het gebied van brandveiligheid?

PRM: “Nieuwe materialen of systemen die vanuit een energetische doelstelling de perfecte oplossing kunnen zijn, die qua milieu-impact veel verbeteren, terwijl er op het gebied van brandveiligheid toch wel wat haken en ogen aan zitten.”

Je hebt het dan over de wens om hout en ander biobased materialen steeds meer in gebouwen te gaan toepassen?

PRM: “Inderdaad. Op veel milieuaspecten bieden die materialen voordelen. Maar als je gaat kijken naar brandveiligheid, dan zijn er nog best wel wat onduidelijkheden. We weten veel nog niet zo exact als we zouden willen, qua prestaties in de realiteit. Idealiter heb je van elk nieuw materiaal een testrapport, ook in samenstellingen met andere materialen zoals die nu worden toegepast. Dan weet je de testprestaties en hoe je het materiaal het veiligst kunt gebruiken. Die informatie hebben we nu vaak nog niet, maar hebben we wel op korte termijn nodig om nog beter te kunnen adviseren.

Als je een betonnen gebouw vergelijkt met een houten gebouw, dan gaan we er qua brandveiligheid in een aantal situaties op achteruit qua veiligheidsniveau. Vaak niet zozeer bij lage gebouwen die vrij in de omgeving staan, maar wel binnenstedelijk bij hoogbouw of bij grote, complexe gebouwen. Dan moet er met extra aandacht worden gekeken naar het brandveiligheidsconcept en zijn er soms toch echt extra maatregelen nodig. Het kost ons nog wel eens moeite om mensen van de noodzaak van die extra maatregelen te overtuigen, maar we zien ook dat er steeds meer begrip voor komt.

materialentransitie

Patries: ‘Als je kijkt naar de brandveiligheid van hout en biobased materialen, dan zijn er nog best wel wat onduidelijkheden’

Het is vooral belangrijk dat de detaillering klopt en dat je de juiste materialen kiest. Dat vraagt wat meer voorbereiding, wat meer denkwerk en wat meer uitwerking. Daarbij is het noodzakelijk om niet alleen vanuit de vormgeving te denken, maar ook vanuit de bouwmethodiek. Daarin zit voor ons een gewenste verschuiving. Als je vroegtijdig nadenkt over specifieke details, zoals knooppunten en aansluitdetails, dan kun je nog steeds een heel mooi én een heel veilig gebouw realiseren.

De realiteit is nu dat vanwege het gebrek aan kennis van materialen en bouwmethodiek en de prijzige materialen projecten met een hoge duurzaamheidsambitie wel eens vastlopen. Of dan moet het ontwerp geoptimaliseerd worden en staat er uiteindelijk toch nog een bijna traditioneel gebouw.”

Draagt de borging van de brandveiligheid bij aan dat kostbare financiële plaatje?

PRM: “Ja, wel als in de vroege ontwerpfasen geen rekening wordt gehouden met brandveiligheid. Brandveiligheid is vaak niet het eerste waar opdrachtgevers aan denken om hun geld aan uit te geven als een businesscase al ingewikkeld is. We voelen ons soms wel de vervelende boodschapper.”

JH: “Het is ook niet leuk voor een opdrachtgever om te horen dat die extra moet investeren in installaties. Dat adviseren we bijvoorbeeld regelmatig bij projecten met houten gebouwen.”

Wat voor extra maatregelen zijn er volgens jullie zoal nodig in houten gebouwen?

JH: “We adviseren dan onder meer om een sprinklerinstallatie of een watermistbeveiliging aan te brengen. Je ziet nu de trend dat sprinklerinstallaties, die sinds 1880 in de industrie worden toegepast, steeds vaker gerealiseerd worden in grote houten woongebouwen. Sprinkler is een robuust middel om de brandveiligheid te verhogen.”

PRM: “Met een sprinklerinstallatie hebt je niet alleen meteen de beheersbaarheid van een brand geregeld, het doet ook iets met het veiligheidsbewustzijn van mensen.”

JH: “Alleen is sprinkler nog niet op alle aspecten zo duurzaam als we zouden willen.”

materialentransitie
Foto: Joris Telders

Johan: ‘Sprinkler is een robuust middel om de brandveiligheid van hoogbouw in hout te vergroten’

Het klinkt tegenstrijdig om in gebouwen met een hoge duurzaamheidsambitie sprinklers te installeren die zelf niet duurzaam zijn.

JH: “Daarom moeten we gaan van een traditionele installatie die gewoon doet wat hij moet doen, naar een installatie die veel meer duurzaamheidsaspecten bevat. Om te beginnen moet een sprinklerinstallatie elke veertien dagen getest worden. Daartoe komt er elke twee weken een installateur in een busje langs. Zo behoud je een betrouwbare installatie, maar het onderhoud heeft wel een grote milieu-impact; de beste man moet immers telkens heen en weer rijden. Wat je nu ziet opkomen zijn initiatieven op het gebied van remote testing. Dat betekent dat een installateur het systeem kan testen vanuit een controlekamer. Zo besparen we op transportbewegingen en de schadelijke uitstoot ervan.

Dan is er het waterverbruik. Als je gaat testen dan simuleer je dat het sprinklerkopje opengaat. Je zet in feite een kraantje open en het water dat eruit stroomt, dat ben je kwijt. Bij een beetje gebouw gaat het om zo’n duizend liter water per maand. Dat is gewoon zonde. Er beginnen nu technieken op de markt te komen waarbij het mogelijk is om een installatie te testen zonder dat je water verspilt.

Nog een ander aspect is het materiaalgebruik. Een sprinklerinstallatie bestaat uit een stalen buis die tenminste zo’n 15 tot 20 jaar meegaat. Er zijn installatietechnische toevoegingen mogelijk die de levensduur aanzienlijk kunnen verlengen.

En vergis je niet, voor een sprinklerinstallatie heb je een pomp nodig die stroom nodig heeft. Die pomp vraagt best wel veel energie die je moet reserveren voor het gebouw. Maak je een heel energiezuinig gebouw, dan heeft de gebruiker weinig energie nodig, maar in het gebouw staat dan wel een sprinklerpomp met een hele ‘dikke kabel’. Dat matcht niet. Als je de stroom vanwege de netcongestie al kan krijgen, dan is het economisch gezien raar dat je veel gaat betalen voor iets wat je zo weinig zult gebruiken. Je ziet nu de ontwikkeling dat een klein beetje stroom van het net naar een accupakket gaat die vervolgens de sprinklerpomp voedt. Dat is een mooie hybride oplossing om alles met elkaar in balans te krijgen.

Als je alles bij elkaar optelt, dan doe je aan de voorkant een grotere investering in technische installaties die op de lange termijn voordelen opleveren. De installateur kan immers sneller en op afstand zijn onderhoud doen, je verspilt geen water, verbruikt minder energie en je stoot minder CO2 uit. De uitdaging is om alle voorzieningen perfect op elkaar af te gaan stemmen zodat je echt een mooi maatwerkpakket krijgt waar geen excessen meer in zitten.”

Kunnen sprinklers probleemloos worden toegepast in houten woongebouwen?

JH: “Niet alle producten zijn standaard geschikt om in een houten gebouw toegepast te worden. We zijn bijvoorbeeld gewend om sprinklerleidingen in beton in te storten. Maar in een houten gebouw heb je een houten vloer. Vaak is dat een houten onderschil waar je alle installaties op legt, en waar je vervolgens grind op doet. Sprinklercomponenten moeten betrouwbaar zijn en daar hoort een keur bij. Die is er wél voor toepassing in beton, maar nog niet voor toepassing in grind. Keuren betekent netjes voldoen aan de spelregels die er zijn. Dan is het heel simpel: de sprinklerleidingen zijn niet geschikt voor de wijze die je hebt toegepast, want ze liggen niet in beton. Dan pakken wij onze rol als adviseur. Onder welke voorwaarden kunnen wij ervoor zorgen dat het product alsnog toegepast mag worden? Dan merk je dat je met een goed verhaal veel mogelijk kunt maken.”

Jullie begonnen jullie loopbaan bij de brandweer. Komt die ervaring nog van pas in jullie advieswerk?

PRM: “Het is lang geleden, maar die ervaring heeft nog steeds zijn voordelen. Je verplaatst je makkelijker in de ‘warme kant’ als ik advies geef; de brandweer moet straks wel bij brand mensen een gebouw in kunnen sturen om iemand te kunnen redden of een brand te kunnen bestrijden. Voor ons is ons werk meer dan klakkeloos voorzieningen in een gebouw adviseren, omdat we ook nadenken over waaróm ergens een droge blusleiding moet zitten en wat brandweerlieden ermee doen.

Soms is bijvoorbeeld een droge blusleiding, bij een wat lager gebouw volgens de eisen niet nodig, maar adviseren we die voorziening wel, zodat de brandweer de mogelijkheid krijgt om een brand sneller en effectiever te bestrijden. We leggen daarbij altijd uit aan opdrachtgevers dat je met een kleine investering heel veel extra veiligheid in een gebouw kunt krijgen, wat in de toekomst een hoop schade kan schelen. En soms gebeurt ook het tegenovergestelde. Dan moet volgens de regelgeving een voorziening in een gebouw op een bepaalde manier worden aangebracht die in onze ogen niet van toegevoegde waarde is voor een veilig brandveiligheidsconcept. Dan richten we die voorziening in goed overleg op een andere manier in.”

Hoe zorgen jullie dat jullie expertise up-to-date blijft?

JH: “We hebben bij DGMR expertisecentra die bestaan uit adviseurs die een specifieke deskundigheid bezitten. Zo heb ik een focus op installatietechnische brandveiligheid en houdt Patries zich bezig met bouwregelgeving en houtbouw. Op het moment dat we tot de conclusie komen dat een onderwerp om extra aandacht vraagt, dan focussen we ons daarop. Bij het onderwerp houtbouw is binnen DGMR een brede groep mensen betrokken, met onder meer een brand-, bouwfysica- en een geveltechnische achtergrond. Je kunt op alle aspecten individueel wel een goed verhaal maken, maar de spanning zit ‘m juist daar waar zaken bij elkaar komen. Door alle kennis te bundelen kunnen we tot een goed gebouw komen, en voorkomen we dat iemand bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid een materiaal adviseert dat botst met de gewenste mate van brandveiligheid.”

Waarom is die kennisvergaring en kennisdeling zo belangrijk?

JH: “Als adviseurs zijn we gewend om te leven met de waan van de dag, maar het is ook heel belangrijk dat we vooruitkijken. Wat zie je aankomen? Hoe kunnen we daarop anticiperen? De kennis die we opdoen passen we daarom niet alleen toe binnen de projecten voor onze klanten, maar verspreiden we ook, zoals op het congres op 21 maart. Het is bovendien helemaal niet ‘eng’ om kennis te delen, dat wordt nog wel eens vergeten, vind ik. De ontwikkelingen gaan immers zo snel, zeker op het gebied van brandveiligheid. Het gaat erom dat we met z’n allen een steentje bijdragen aan een veilige en duurzame omgeving.”

Blijf voorop in de bouw met de Bouwwereld nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste (product)nieuws, trends en ontwikkelingen over bouwtechniek in je mailbox. Sluit je aan bij 16.000 bouwprofessionals en mis niets!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.