Ga naar hoofdinhoud

Risico brandoverslag van invloed op geveluitwerking

Verzwaring eisen voor woongebouwen

In het Bouwbesluit 2003 zijn de brandveiligheidseisen verzwaard voor woongebouwen waarvan het hoogste vloerniveau op meer dan 7 meter boven het maaiveld ligt. De redenen zijn in de toelichting niet aangegeven, terwijl de gevolgen ingrijpend zijn. De afmeting en situering van gevelopeningen wordt meer dan ooit beperkt en toepassing van kostbare maatregelen is veelal noodzakelijk.

In het Bouwbesluit van voor 2003 (verder aangeduid als Bouwbesluit 1992) werden woningen als brandcompartiment aangemerkt en kon er ongeacht de gebouwhoogte, als de permanente vuurbelasting niet meer was dan 100 MJ/m2, een reductie van 30 minuten op de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) van 60 minuten worden gegeven. In het Bouwbesluit 2003 ontbreekt die mogelijkheid voor woningen die in een woongebouw liggen, waarvan de hoogste vloer van een verblijfsgebied op meer dan 7 meter boven het maaiveld ligt (zie tabel 1). Dat de voor een brandcompartiment vereiste wbdbo hierbij lager kan zijn, dan voor een binnen een brandcompartiment gelegen subbrandcompartiment, mag op zijn minst opmerkelijk worden genoemd.

Risico van brandoverslag
Het risico van brandoverslag naar een hoger gelegen (sub)brandcompartiment wordt vooral bepaald door de warmtestraling van een vlam of vlammen die bij brand door een raam naar buiten komen. Dit wordt bepaald volgens NEN 6068. Is de stralingsflux ter plaatse van een hoger gelegen raam groter dan 15 kW/m2, dan is de grenswaarde overschreden en is de weerstand tegen brandoverslag op grond van Bouwbesluit 2003 onvoldoende.

Tabel 1 - Voorgeschreven tijdsduur van in stand blijven bij brand in een woongebouwTabel 1 – Voorgeschreven tijdsduur van in stand blijven bij brand in een woongebouw

Maatregelen
Om het risico van brandoverslag te beperken zijn de volgende maatregelen mogelijk:
1. toepassing van brandwerende borstweringen.
2. toepassing van brandwerende kozijnen en beglazing.
3. verplaatsen van gevelopeningen.
4. toepassing van brandwerende overstekken.
5. verkleinen of vergroten van gevelopeningen.
6. introductie van extra gevelopeningen.

Het aanbrengen van brandwerende kozijnen en beglazing heeft geen esthetische consequenties en kan daarom altijd worden toegepast. Hierbij kan men kiezen tussen het aanbrengen van brandwerende beglazing in ramen van de woning die als brandruimte is aangemerkt of van ramen van de hoger gelegen woning. Ligt boven die hogere woning weer een woning dan moet ook die hoger gelegen woning op zijn beurt als brandruimte worden beschouwd.

Worden bijvoorbeeld over de volle hoogte ramen met beglazing toegepast met een brandwerendheid (zowel van binnen naar buiten als van buiten naar binnen van ten minste 30 minuten, dan hoeft die beglazing slechts om de andere verdieping aanwezig te zijn. Deze 30 minuten is voldoende als een weerstand tegen brandoverslag wordt vereist.

Hoewel deze beglazing formeel ook mag worden geplaatst in een beweegbaar raam of in een deur, raden de auteurs dit af. Op grond van Bouwbesluit 2003 hoeft een dergelijk beweegbaar constructieonderdeel niet zelfsluitend te zijn.

Technisch betere oplossingen zijn brandwerende borstweringen van voldoende hoogte en/of brandwerende overstekken tussen boven elkaar gelegen woningen. Deze oplossingen hebben echter ook invloed op het gevelbeeld en moeten dus gekozen worden voordat het bouwplan naar de welstandscommissie gaat.

Het anders plaatsen of aanpassen van de afmetingen van gevelopeningen is een oplossing die in esthetisch opzicht een nog grotere invloed heeft. Een enigszins verrassende oplossing kan zijn om in een gevel waar geen gevaar voor brandoverslag bestaat de ramen te vergroten, om daarmee ter plaatse van de gevel waar wél gevaar voor brandoverslag bestaat, de temperatuur en vlamlengte te verkleinen.

Sterkte bij brand
Als een brand onbeheersbaar wordt, moet het totale gebouw worden ontruimd. De daarvoor beschikbare tijd wordt vooral bepaald door de weerstand tegen bezwijken van de hoofddraagconstructie. (Zie ook: ‘Hoofddraagconstructie bestand tegen bezwijken’, Dr. Ir. N.P.M. Scholten, Bouwwereld 16/2003). Dit aspect is geregeld in het Bouwbesluit (afdeling 2.2), waarin de brandwerendheid met betrekking tot bezwijken is gekoppeld aan de hoogte van de hoogst gelegen vloer van een verblijfsgebied.

Bij de bepaling van de vereiste tijdsduur van de brandwerendheid tegen bezwijken, kan de basiseis van 60 minuten voor woonfuncties, waarvan de hoogst gelegen vloer van een verblijfsgebied op minder dan 7 meter boven het maaiveld is gesitueerd, met 30 minuten worden verlaagd. Dit kan echter alleen als de volgens de NEN 6090 bepaalde permanente vuurbelasting niet groter is dan 500 MJ/m2. Dit betekent in de praktijk dat beneden de grens van 7 meter met 30 minuten mag worden volstaan maar boven die grens tenminste 90 minuten nodig is en zelfs 120 minuten boven de grens van 13 meter.

Voorbeeld
Een 30 lagen tellend gebouw is bestemd voor verschillende gebruiksfuncties, waaronder woonfuncties. Het gevelbeeld wordt onder andere bepaald door de gelijkmatige verdeling van raamkozijnen type a (breedte 1,6 m, hoogte 1,5 m, borstweringshoogte 0,8 m) en type b (breedte 1,3 m, hoogte 2,6 m, geen borstwering).

Het risico van brandoverslag is berekend voor woningtype A en B. Conform het huidige Bouwbesluit zijn de woningen als subbrandcompartiment aangemerkt en moet een wbdbo van tenminste 60 minuten worden aangetoond.
Voor woningtype A bleek uit berekening dat de maatgevende stralingsflux circa 23 kW/m2 bedraagt op de gevelopeningen van de bovengelegen woning (type A). Voor woningtype B bedraagt de maatgevende stralingsflux op de bovengelegen woning (type B) circa 13 kW/m2. Voor woningtype A wordt de grenswaarde van 15 kW/m2 ruim overschreden.

Voor woningtype A zijn de effecten van de hiervoor genoemde maatregelen uitgewerkt. Met de oplossingen A1, A2 en A4 kan het risico van brandoverslag voldoende worden beperkt. De overige oplossingen kunnen niet worden toegepast.

Conclusie: door de verhoging van de grenswaarde met 30 minuten boven de extra veiligheid die voortvloeit uit het feit dat het gebouw hoger is dan 20 m en niet met een gereduceerde breedte mag worden gerekend, mag woningtype A met ramen in één gevel, na 1 januari 2003 niet meer ongewijzigd worden gebouwd. Om het gevelbeeld te handhaven kan het risico van brandoverslag alleen worden beperkt door toepassing van brandwerende kozijnen en brandwerende beglazing (opties A1 en A2). Meer ingrijpende oplossingen, zoals het introduceren van een geveloverstek, het verplaatsen van gevelopeningen of het introduceren van extra gevelopeningen, zijn niet altijd mogelijk of hebben ongewenste neveneffecten (zoals reductie daglichttoetreding).

Aanpassing?
Omdat de consequenties ten aanzien van gebouwontwerp en de toe te passen brandwerende geveldelen groot kunnen zijn, pleiten de auteurs ervoor om in Bouwbesluit 2003 de wbdbo-eis voor subbrandcompartimenten van woonfuncties gelijk te maken aan die voor brandcompartimenten.

De voorgestelde aanpassingen zijn in Tabel 2 vet weergegeven.

Tabel 2: Voorstel voor aanpassing van voorgeschreven tijdsduur van in stand blijven bij brand in een woongebouwTabel 2: Voorstel voor aanpassing van voorgeschreven tijdsduur van in stand blijven bij brand in een woongebouw

Tekst en beeld: Art van Lohuizen, adviesbureau Cauberg Huygen Raadgevende Ingenieurs B.V. en Rien van Overveld, adviesbureau Van Overveld Bouwbesluit Advies B.V.
Blijf voorop in de bouw met de Bouwwereld nieuwsbrief

Ontvang elke week het laatste (product)nieuws, trends en ontwikkelingen over bouwtechniek in je mailbox. Sluit je aan bij 16.000 bouwprofessionals en mis niets!

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie gegevens worden verwerkt.