Recent schreef minister Hugo de Jonge: “Hierbij stuur ik u de beleidsdoorlichting van artikel 4.2 van begroting VII, dat ziet op de subsidies, opdrachten en bijdragen ter bevordering van de bouwregelgeving en bouwkwaliteit. De beleidsdoorlichting richt zich op de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bouwbeleid en de bouwregelgeving in de periode 2015 tot en met 2020. De doorlichting is in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) uitgevoerd door Berenschot.”
“Uit de beleidsevaluatie blijkt dat het proces, dat het ministerie van BZK heeft ingericht om tot een uitvoerbaar, gedragen en actueel Bouwbesluit te komen, doelmatig en doeltreffend is. De onderzoekers hebben daarvoor de totstandkoming en implementatie van wijzigingen in het Bouwbesluit in de periode 2015–2020 onderzocht. Zij concluderen dat het inventarisatie- en beoordelingsproces daarvan helder, transparant en goed gestandaardiseerd is vormgegeven. De relevante partijen in de bouwsector, die ook zijn georganiseerd in het Overlegplatform Bouwen en de Juridisch Technische Commissie, worden volgens hen goed betrokken en weten wat ze kunnen verwachten. Partijen worden niet verrast door wijzigingen van het Bouwbesluit en begrijpen de afweging die het ministerie van BZK maakt. Verder concluderen de onderzoekers dat het ministerie van BZK goed toegankelijk is en dat de inbreng van belanghebbenden serieus wordt meegenomen. Als aandachtspunt komt naar voren dat het Bouwbesluit steeds complexer wordt door de toename van regels die met elkaar kunnen schuren in de praktijk, met name op het gebied van duurzaamheid. Dat leidt volgens de onderzoekers tot op heden echter niet tot problemen.”
Dit schreef de minister toen hij nog koud minister van VRO was en niet was ingewijd in de ‘geheimen’ van de bouwregelgeving. Is deze conclusie verbazingwekkend? Neen, niet als je de lijst van geïnterviewden beschouwt. Dat zijn allemaal personen die nauw betrokken zijn bij de totstandkoming van de voorschriften en voor een deel ook inhoudelijk meeschrijven. Daarvan kun je niet verwachten dat ze kritisch zijn op hun eigen werk. Personen met een brede diepgang met betrekking tot het gehele veld van de bouwregelgeving zijn bewust niet geraadpleegd. Zou dat wel zijn gedaan, dan was er mijns inziens een andere uitkomst geweest.
Eerder schreef ik al over de conflicten tussen de BENG-eisen en de uitgangspunten van het Bouwbesluit 2012, respectievelijk het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Ook schreef ik over het op handen zijnde conflict met betrekking tot de voorgenomen daglichteisen. Als we het Bbl nauwkeurig doornemen, komen we tot veel meer vraagtekens. Ik pik er even twee uit:
- Ineens zijn alle verbrandingstoestellen, ook die in de bestaande voorraad, zo veilig dat stookruimten geen brandcompartiment meer hoeven te zijn.
- Bij verbouw van een bouwwerk moet plotseling de gehele bouwconstructie aan de constructieve eisen voor verbouw voldoen (over kapitaalvernietiging gesproken!).
De breedkijkers overzien dit, maar worden niet gehoord. Op 7 mei 2001 ben ik gepromoveerd op de juridische en technische uitgangspunten van de bouwregelgeving – Woningwet en Bouwbesluit. Het proefschrift geeft een complete beschrijving van het totstandkomingsproces in de periode 1982-1997 (Bouwbesluit fase 1 en fase 2 en het begin van de omzetting naar tabellenwetgeving) en bevat een beslisboom over hoe te komen tot optimale bouwregelgeving. Daar zou men veel van kunnen leren. De conclusies van de minister staan op gespannen voet met de inhoud van het proefschrift. Nog even een waarschuwing. Regelgeving maken is geen ‘management by accident’, waar wel sprake van was bij afscheidingen langs bruggen voor langzaam verkeer. Ook moet ik vaststellen dat tegen de “Aanwijzingen voor de regelgeving”, (Stcrt-2017-69426) veelvuldig wordt gezondigd.