Van waardeloos naar waardevol. Warm pleitbezorger van circulair bouwen – architect Thomas Rau – verwoordt de filosofie treffend in vier woorden. Meestal worden bouwproducten en componenten na hun economische levensduur weggegooid, terwijl ze nog waarde vertegenwoordigen door middel van hergebruik of recycling. Maar dan moet je als eigenaar van het bouwproduct eerst de restwaarde weten. Om circulair bouwen aan te jagen heeft TNO samen met C2C Expolab een calculator ontwikkeld die de restwaarde ‘in een handomdraai’ berekent.
Maar wat is restwaarde eigenlijk en waarom zou het nuttig zijn voor de fabrikant van bouwproducten en aannemers? Restwaarde is niets anders dan de opbrengst van bijvoorbeeld een binnenwand of een vloer -of gevelsysteem na de economische gebruiksduur. Die opbrengst wordt bepaald door de (verwachte) marktwaarde van het materiaal, de geleverde arbeid om het product te maken en de waarde van hergebruik in een ander project, met aftrek van de kosten voor demontage en losmaakbaar maken van componenten, transport, refurbishing en remontage.

Van lineair naar circulair
We leven in een lineaire economie, waarbij het storten en verbranden van (bouw)afval efficiënter en goedkoper is dan terugname van producten. Daarom was het berekenen van restwaarde tot nu toe niet aan de orde. Daarnaast was het lastig om restwaarde te berekenen omdat er geen handige rekentool voorhanden Maar om meerdere redenen is een kentering gaande. Volgens projectbegeleider Sara Wieclawska van TNO gaat de overheid steeds meer eisen stellen aan circulariteit, ook in de bouw. “Een stijgend aantal gemeenten en provincies en ook woningcorporaties schrijft in tenders circulaire eisen voor in nieuwbouw- of renovatieprojecten van hun vastgoed. Daarnaast is er een groeiend bewustzijn bij de industrie en professionele opdrachtgevers dat lineaire producten niet voor eeuwig zijn. Als gevolg daarvan zijn circulaire businessmodellen mogelijk. In dat geval wordt het interessanter om personeel om te scholen van fabricage naar reparatie.”

Buy-back
De gebruiker van de rekentool doorloopt een vragenlijst om de restwaarde van gebruikte producten te bepalen. Daarbij gaat het onder meer om de productie -en verkoopprijs van bijvoorbeeld een binnenwand of gevel- of vloersysteem, het arbeidsloon om dit te produceren, de hoeveelheid onderhoud en reparatie en de daarmee gepaard gaande kosten, sloop- en demontagekosten. Na het invullen van de vragen geeft de calculator inzicht in de restwaarde, de milieu-impact (bijv. de waarde van hergebruik) en een vergelijking tussen twee businessmodellen: buy-back of lineair. Buy-back wil zeggen dat de leverancier het bouwsysteem na gebruik weer terugkoopt en inneemt voor eventueel hergebruik. Deze data zijn ook nuttig voor andere ketenpartners van de leverancier -denk aan producenten, gebouweigenaren en vastgoedinvesteerders- en kunnen dus gedeeld worden.
Lees ook:
Early adaptors
Beide ontwikkelaars van de RVC benaderden in de bouw onder meer Schüco, Alkondor, Blitta Gevelsystemen, Pilkington en Faay Wanden en Plafonds om te experimenteren met de restwaarde-calculator. TNO had zelf via bouwkostenexpert IGG rekenkundige aannames gedaan van de bouwproducten van deze toeleveranciers. Deze aannames kwamen gelukkig overeen met de uitkomsten van deze pilot-gebruikers. “De benaderde partijen zijn enthousiast geworden van het berekenen van de restwaarde”, zegt de projectbegeleider van TNO. Na het eerste experiment is het zaak dat de uitvoering van een restwaardeberekening wordt geïmplementeerd in de bedrijfsvoering. “De bedrijven gaan nadenken hoe ze die restwaarde gaan inzetten voor de ontwikkeling van hun producten en of ze met een ander businessmodel dan het lineaire uit de voeten kunnen. Daarnaast kunnen ze nadenken over het anders detailleren van samengestelde bouwelementen om het makkelijker te kunnen demonteren of componenten van elkaar los te maken. Hoe lager die inspanning, hoe meer restwaarde er overblijft en hoe vaker het product kan worden hergebruikt”, aldus Wieclawska.
Andere businessmodellen
Voorwaarde voor het slagen van de circulaire economie is dat zowel bij financiers als bij bouwbedrijven het lineaire businessmodel op de schop moet. Maar wat is het alternatief? TNO heeft voor de rekentool drie varianten onderzocht en de terugkoop-garantie blijkt het meest geschikt. “Lease is erg ingewikkeld. Buy-back ligt het meest voor de hand”, aldus Wieclawska.
Een andere voorwaarde voor een doorbraak van circulair bouwen is dat er meer verkoopkanalen komen voor ‘tweedehands bouwmaterialen’, zodat de Residual Value Calculator echt praktisch nut heeft. Daarnaast trekt de circulaire markt pas aan als de overheid, corporaties en vastgoedbeleggers in hun tenders meer focus leggen op gebruik van duurzame producten omdat de overheid wil dat Nederland vanaf 2050 volledig circulair opereert. “Er zijn nu nog te weinig architecten en aannemers die zich bewust zijn van de mogelijkheid om terugneembare producten te (her)gebruiken”, erkent Wieclawska. “Het onderwerp leeft absoluut, want we hebben tig aanvragen ontvangen om met de rekentool te experimenteren: van woningcorporatie tot toeleveranciers van bouwproducten en ook enkele aannemers. Er is nog een wereld te winnen, maar gelukkig is het terugnemen van (bouw)producten en de daarvoor benodigde kennis over restwaarde groeiende.”
Alkondor: “Restwaarde is in de huidige financiële markt nog ondergeschikt”
Alkondor is één van de bedrijven die TNO heeft benaderd om te experimenteren met de Residual Value Calculator. Volgens specialist circulaire gevels Martijn Veerman van de gevelfabrikant uit Hengelo rekende Alkondor al op een eigen manier de restwaarde uit van haar systemen. “Onze uitkomsten en die van de calculator kwamen overeen, dus we konden prima uit de voeten met dit instrument”, aldus Veerman.
Alkondor paste de rekentool eenmalig toe bij de realisatie van gevel van een faculteitsgebouw Civiele Techniek en Geoscience (CiTG) van de TU Delft. Die facade bestond uit een demontabel en herbruikbaar aluminium basisframe waardoor de gevelelementen makkelijk te verwisselen zijn. Uitgangspunt was dat de universiteit de gevel zou leasen voor het gebruik waarna Alkondor het gevelsysteem zou terugnemen. Maar de bank weigerde mee te werken omdat ze niet de restwaarde, die hoger is bij circulaire producten, wilde meenemen in de lening. Veerman legt uit: “De taxateurs bepalen in opdracht van banken de cashflow en speculeert niet wat de restwaarde over 30 jaar zou zijn. Die waarde kan hij wellicht in de loop der jaren beter inschatten als er steeds meer bouwproducten hergebruikt gaan worden en grondstoffen schaarser worden.” Wat dat betreft heeft de circulair gevelspecialist van Alkondor goede hoop dat het refurbishen van gebruikte bouwcomponenten- en materialen en hergebruik toeneemt. “Wellicht dat de vastgoedwereld over 10 à 15 jaar minimaal 20% hergebruikte producten in haar vastgoed wil toepassen. En in dat geval is de Residual Value Calculator een handig hulpmiddel om bijvoorbeeld de financiers en de architect daarin mee te nemen.”
Tekst en beeld: TNO
Lees ook: