Tijdens de bouw van zijn woning slaat de opdrachtgever groot alarm. Hij heeft tekortkomingen in de spouwruimte ontdekt. Het isolatiemateriaal ligt op diverse plaatsen tegen de binnenzijde van het buitenspouwblad en overal bevinden zich speciebaarden. De aannemer wordt er niet warm of koud van.
Speciebaarden
De opdrachtgever stelt dat het isolatiemateriaal in de spouwruimte op diverse plaatsen tegen de binnenzijde van het buitenspouwblad ligt en er tal van speciebaarden zijn. Door het fysieke contact van het buitenspouwblad met de isolatie en de isolatie met de aanwezige speciebaarden kan water makkelijk van het buitenspouwblad in het binnenspouwblad dringen. Tekortkomingen dus, die de aannemer moet herstellen. En wel zo spoedig mogelijk, vóór oplevering van de woning. Vandaar dat de opdrachtgever deze zaak als spoedeisend aanmerkt.
De aannemer betwist deze spoedeisendheid. De woning is volgens hem afgebouwd en opleveringsklaar. Gebreken moeten bij de oplevering worden gemeld, niet eerder. De arbiter is het daarmee niet eens en gaat akkoord. Bij toewijzing van de vordering moet immers het gehele buitenspouwblad van de woning worden verwijderd en opnieuw opgetrokken. Dat is zeer vergaand en bezorgt de opdrachtgever veel overlast en schade als de woning al is opgeleverd.
Isolatie en buitenspouwblad
De arbiter constateert bij bezichtiging dat er in de spouw overal een ruimte van 2 à 3 centimeter tussen het buitenspouwblad en de isolatie aanwezig is. Anders dan de opdrachtgever beweert, maken de isolatie en het buitenspouwblad geen contact. Daarbij steken de speciebaarden inderdaad fors uit, en liggen sporadisch tegen de isolatie aan. Dat hoort niet. Toch is het niet aannemelijk dat een dergelijk klein gebrek tot aanzienlijk watertransport van buitenspouwblad naar binnenspouwblad leidt. Het minimale fysieke contact van de speciebaarden is namelijk telkens maximaal 2 centimeter lang. Deze tekortkoming rechtvaardigt dan ook niet het gevolg dat verbonden is aan toewijzing van de vordering, afbraak van het buitenspouwblad. De arbiter wijst de vordering van de opdrachtgever dus af. De opdrachtgever betaalt – als volledig in het ongelijk gestelde partij – de arbitragekosten à 2.122,49 euro. Daar komt een tegemoetkoming van de door de aannemer gemaakte kosten voor deze zaak bij, van 1.450 euro.
Geschilnummer 29.759
Tekst: Vila Huurnink
Tekening: Pennestreek