Voor de bouw van zijn nieuwe woning komt de opdrachtgever met de aannemer een energieprestatiecoëfficiënt (EPC) overeen van 0,8. In het proces-verbaal van oplevering geeft de opdrachtgever aan dat hij dit laat controleren. De aannemer is het hier niet mee eens. Zo’n jaar later doet een bureau verslag. Hierin staat dat er niet een juist laagtemperatuursysteem aanwezig is, dat de luchtdichtheid van de woning niet voldoet aan de norm en dat op één slaapkamer de ventilatie onvoldoende gewaarborgd is.
Kortom, de EPC-berekening komt hiermee op 0,92; hoger dan de vereiste norm van 0,8. De opdrachtgever verzoekt de aannemer hierop een herstelplan in te dienen. Deze levert vervolgens nog een gelijkstroomventilatiebox en vervangt de desbetreffende radiatoren. Hierdoor is alsnog sprake van een laagtemperatuurverwarming.
Hierna meldt de opdrachtgever nog diverse gebreken. Weer enige tijd later sommeert de aannemer zijn klant een nog uitstaande betaaltermijn te voldoen. Herstel van een deel van de door de opdrachtgever gemelde klachten is intussen uitgebleven, waarna de opdrachtgever de kwestie aanhangig maakt.
Ook de aannemer laat dan de energieprestatieberekening controleren. Die is volgens het onderzoeksbureau niet conform de NEN 5128 uitgevoerd. Aan de energieprestatie-eis van 0,8 (-) is niet voldaan. Indien de aannemer dubbele kierdichting aanbrengt, bereikt de woning een energieprestatie van 0,76 (-) en voldoet daarmee aan de eis van 0,8 (-). Na een herberekening komt de EPC op 0,78, uitgaande van een luchtdichtheid van 0,625 dm3/s.m2.
Herstel
De opdrachtgever wil dat de aannemer er binnen vier weken voor zorgt dat de woning aan de norm van 0,8 voldoet. Maar die eist op zijn beurt betaling van de nog uitstaande termijn. De arbiter gaat niet in op zijn verzoek een persoon toe te voegen als verwerende partij. Verder maakt de aannemer bezwaar tegen de door de opdrachtgever ingediende (tweede) eiswijziging, een bezwaar dat de arbiter eveneens verwerpt. De aannemer heeft voldoende tijd gehad de eis te becommentariëren. Dat de woning bij de oplevering aan een EPC-norm van 0,8 moest voldoen, daarover bestaat geen verschil van mening.
Maar de aantekening van de opdrachtgever op het proces-verbaal van oplevering ziet de arbiter als een voorbehoud om dit punt goed te keuren. Nu vaststaat dat de woning niet voldoet aan de EPC-norm, is sprake van een tekortkoming die de aannemer moet herstellen. De aannemer heeft aangeboden dubbele kierdichting aan te brengen. Dit is volgens hem voldoende. Maar de opdrachtgever is het hier niet mee eens. Om de kwestie minnelijk te schikken, heeft de aannemer nog enkele toezeggingen gedaan. Het is aan de aannemer dusdanig herstel te plegen dat wordt voldaan aan de EPC-norm van 0,8. De door de opdrachtgever gevorderde dwangsom wijst de arbiter toe met een maximum van 5.000 euro. De vordering van de opdrachtgever om het herstel nadien door een deskundige te laten controleren wijst hij af.
Andere gebreken
De opdrachtgever wil ook dat de aannemer diverse andere gebreken herstelt. Het gaat om een te laag gemonteerd frontpaneel van de cv-ketel, een beschadigde balk van de dakconstructie, een onvolledige garantie van de dakconstructie en het niet meer functioneren van het zonnecollectorensysteem. De arbiter heeft ter plekke inderdaad gezien dat het frontpaneel van de cv-ketel iets moet worden opgetild. De opdrachtgever heeft hierover echter tijdens de oplevering geen opmerking gemaakt. Hij heeft dit gebrek dus geaccepteerd. Daarom wijst de arbiter die vordering af. Omdat de beschadigde balk van de dakconstructie eveneens tijdens de oplevering zichtbaar was, wijst de arbiter ook die vordering af. Dat geldt tevens voor de vordering die de garantie betreft.
Zonnecollectorensysteem
De aannemer bestrijdt dat hij schuldig is aan het niet meer functioneren van het zonnecollectorensysteem. De vorstbeveiliging kon niet voorkomen dat water in de collectoren achterbleef, waarna deze kapot zijn gevroren. De arbiter kan zich niet voorstellen dat het op de zolder heeft gevroren. Warmte stijgt immers omhoog. De enkele melding van de monteur dat de dop van de vulkraan er minder vast op zat dan bij zijn eerdere bezoek, vindt hij onvoldoende om te veronderstellen dat de opdrachtgever het systeem zelf heeft bijgevuld. Vooral omdat het systeem al binnen een jaar defect raakte, gaat de arbiter ervan uit dat het gebrekkig is. De aannemer moet het systeem dan ook herstellen. Ook de vordering voor deskundigenkosten wijst de arbiter toe.
Overige kosten
Zodra de aannemer de gebreken heeft hersteld, krijgt hij de laatste betalingstermijn toegewezen. Van de proceskosten betaalt hij drievierde deel, de opdrachtgever eenvierde. Daarnaast komt de opdrachtgever een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand toe.
Geschilnummer: 31.608